Op Sloten ben ik dit seizoen nog niet vaak wezen koersen. Dat komt doordat ik zowel in het weekend als doordeweeks vaak andere, belangrijkere, koersen rijdt. Gelukkig kon ik maandag wél eens een keer aan de start staan.
Ik was op het fietsje vanuit Hilversum vertrokken en bereikte Sloten na een rit van anderhalf uur. Constant reed ik in mijn D1-zone om nog geen krachten te verspelen. Het was niet druk bij de inschrijving en alles wees erop dat we met een kleine groep (50-60 man) gingen starten. Onder hen wel een paar eliterenners. Tim Veldt, die mij er vorige week nog oplegde in een tijdrit en Dennis Smit, een beloftevol renner van het Metec team.
Met een relatief kleine groep is het lastig wegkomen. Vooral als er behoorlijk doorgereden wordt en veel mensen voor de overwinning willen rijden. Ik handhaafde me vooral voorin en reageerde op vele uitvallen. Er kwam niemand weg.
Ook niet toen Metec-renner Dennis Smit gas begon te geven. De man in het blauw probeerde het meermaals, maar ik zocht telkens zijn wiel op. Hij werd er duidelijk moe van. Af en toe probeerde ik wel over te nemen als ik vooruit was, maar bij machte was ik niet. Telkens kwam het jagende peloton weer langszij.
Op Sloten winnen is geen must. Voor het prijzengeld hoef je het niet te doen en het wordt ook in geen enkel klassement opgenomen. De koers is dus meer een prestigestrijd. Als je aan de start staat, wil je winnen, zo werkt dat. Dat gold duidelijk ook voor Smit. Op twee ronden voor het einde plaatste hij nog een ultieme jump. Ik moest de energie uit mijn tenen halen om aan het wiel te komen.
Blijkbaar had ik nog wat over, want ik kwam bij hem. Ik nam kort over en vroeg opnieuw om zijn steun. Hij deed niets en bleef aan mijn wiel hangen. Toen ik achterom keek zag ik dat we twintig meter hadden. Ik kon niet meer op tempo blijven rijden als hij geen hulp bood. Smit deed niets. Ik verwachtte direct nog een aanval vanuit mijn wiel, maar ook die kwam niet.
In plaats daarvan wachtte hij vanuit mijn wiel op het peloton. Die kwam langszij en direct demarreerde een Gaul-renner. Ik keek toe. De man van Gaul pakte meters en meters. Bij het ingaan van de laatste ronde reed Smit ineens weer naar voren. Hij ging het gaatje dichtrijden naar de eenzame vluchter.
Ik zat goed voor de sprint, maar ik had niet genoeg energie meer over om nog naar mijn topsnelheid te komen. Bovendien zou ik er door deze mannen absoluut opgelegd worden. Toen we bij het viaduct kwamen, koos ik dus voor een andere tactiek, de demarrage.
Daar ging ik, met mijn laatste beetje kracht. Ik vloog het viaduct op en viel niet stil in de 'afdaling'. Volle bak trok ik door en bij de bocht kwam ik alleen door. Nog 250 meter met een voorsprong van 10 meter. Ik zette alles op alles en schakelde nog één tandje bij. Ik hoorde de sprinters al komen, ze gingen me kloppen.
In de sprint werd ik door negen renners verslagen. De rest sprintte niet mee of moest van te ver komen. 150 meter kwam ik tekort, slechts 150 meter scheidde mij van een overwinning in deze prestigestrijd. De vorm komt terug, Viva la France!