Met een cirkeltje stond deze dag aangegeven in mijn agenda. Het was de dag van het districtskampioenschap tijdrijden. Voor mij als tijdrijder een uitgelezen kans mezelf te laten zien in een KNWU-tijdrit. Bovendien stond er een NK-plekje op het spel, reden genoeg dus om in een goede conditie aan de start te willen verschijnen.
Nadat ik de afgelopen weken al een steeds betere vorm kreeg, heb ik het deze week iets rustiger aan gedaan. Maandag heb ik een kleine tijdrittraining gedaan, waarbij ik even naar het parcours gereden ben. Ik voelde me niet heel lekker, maar wist precies welke stukken asfalt goed en slecht waren.
Om één minuut over tien moest ik aan de start staan. Ik was vroeg aanwezig in Baambrugge en had tijd genoeg om me goed op te warmen. Nadat ik mijn startnummer, voor het eerst als A-renner, had opgehaald, kroop ik op de Tacx voor een goede warming-up.
Voor de start wisselde ik mijn koerstenue in voor mijn snelpak en reed ik rustig naar de start. Mijn voorgangers stonden al klaar. Ik was gespannen, maar zelfverzekerd. De vorm was prima en mijn fysieke gesteldheid ook.
Toen de starter begon af te tellen drukte ik op het knopje van mijn polar. Mijn hartslag was al boven de 100 slagen op het moment dat ik vertrok. In een lichte versnelling voerde ik mijn snelheid op, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48 kilometer per uur. Ik had de lichte wind in de rug en wilde hier optimaal van profiteren. Met 48 km/u reed ik op het keerpunt, na drie kilometer, af.
Een 180 graden-draai zorgde ervoor dat het tempo even stil lag. Ik trok mezelf weer in gang, maar merkte dat de tegenwind mijn ritme behoorlijk drukte. Mijn snelheid viel terug richting de 41 km/u. Geen nood, iedereen heeft last van tegenwind. Het rechte stuk langs het kanaal was zo'n negen kilometer lang, maar ik had een lekker ritme te pakken.
Ik zag de voor mij gestarte renner al rijden. Het rugnummer 30 kwam steeds dichterbij en werd met de kilometer beter zichtbaar. Aan het einde van het stuk tegen de wind in reed ik nummer 30 voorbij. Yes, ik word geen laatste.
Na opnieuw een draai van 180 graden, schoot ik mezelf weer in gang. De wind zat weer in de rug, maar de benen hadden al het een en ander te verduren gehad. De vijf resterende kilometers wilde ik zo constant mogelijk fietsen. Mijn teller bleef keurig op de 44 km/u en als hij iets zakte schakelde ik een tandje terug om het beenritme weer op te pikken.
Nog geen 25 minuten na mijn start, was ik weer binnen. 24.47 werd mijn eindtijd, een prima tijd. Achteraf bleek dat de door mij ingehaalde renner de nummer twee werd. Ik was dus afgetekend kampioen. Ook als ik mijn tijd vergelijk met tijden uit andere categorieën, sla ik geen modderfiguur. Bij de beloften was ik bijvoorbeeld tweede geweest en bij de elite vijfde. Gelukkig ben ik nu amateur a en mag ik mij een heel jaar de beste amateur a-tijdrijder van midden nederland noemen.