
Gisteren eindigde de dag met een dosis pech, maar vandaag startte ik weer vol goede moed aan de tweede etappe. Een rit over 130 kilometer in de buurt van Someren. Gisteren lag de gemiddelde snelheid ongeveer op 43 km/u, vandaag ging het eerste uur een stuk minder hard(40km/u).
Wellicht was het lekkere weer de drukker van het tempo. Het geluid van de draaiende wielen en ratelende cassettes alsof zij het volkslied van Fietsland zongen. Het was een uitgelezen dag om de beentjes weer wat extra kleur toe te brengen. Bovendien was het de bedoeling een flink aantal kilometers te rijden en wie weet wat nog meer.
Vlak na de neutralisatie was er een fikse valpartij op de eerste rij. Gelukkig was ik net iets naar achteren gezakt en kan ik, op de derde rij, precies op tijd remmen. Ik reed wel tegen de gevallen renner op, maar viel niet. Snel tilde ik mijn fiets over één van de ongelukkigen heen en stapte weer op. Ik lag weer helemaal achteraan, maar had geen averij opgelopen.
Haastig reed ik weer terug naar voren en nestelde mezelf achter de eerste rij. Ik wilde vooral lekker meerijden tussen de wielen, zonder al te veel op kop te rijden. Achterin gaat het nog wel eens op de kant en dan kom je in de problemen, maar voorin meerijden is geen probleem.
Na een uur meegereden te hebben moest ik mezelf even testen. Ik ging voorin meedraaien en reed zelfs even mee in een kopgroep. We reden met zeven jongens licht voor het peloton uit, maar kwamen nooit echt weg. Ik besloot mijn plek in het peloton weer in te nemen om weinig krachten te verspelen.
Er gebeurde weinig in de koers en het tempo liep iets op. Met nog zo'n veertig kilometer te rijden voelde ik een lichte kramp opkomen. Door veel te drinken en te strekken verdween dit gevoel weer, maar ik wist dat ik niet meer met krachten moest smijten.
We reden als een compact peloton naar de streep. In de laatste, plaatselijke, ronde van 17 kilometer kon ik een bidonnetje van Jeroen aanpakken. Ik telde de kilometers af, maar nadat ik de 130 kilometer op het tellertje zag staan, was het klaar. Ik kijk uit naar de uitrijtraining.
Wellicht was het lekkere weer de drukker van het tempo. Het geluid van de draaiende wielen en ratelende cassettes alsof zij het volkslied van Fietsland zongen. Het was een uitgelezen dag om de beentjes weer wat extra kleur toe te brengen. Bovendien was het de bedoeling een flink aantal kilometers te rijden en wie weet wat nog meer.
Vlak na de neutralisatie was er een fikse valpartij op de eerste rij. Gelukkig was ik net iets naar achteren gezakt en kan ik, op de derde rij, precies op tijd remmen. Ik reed wel tegen de gevallen renner op, maar viel niet. Snel tilde ik mijn fiets over één van de ongelukkigen heen en stapte weer op. Ik lag weer helemaal achteraan, maar had geen averij opgelopen.
Haastig reed ik weer terug naar voren en nestelde mezelf achter de eerste rij. Ik wilde vooral lekker meerijden tussen de wielen, zonder al te veel op kop te rijden. Achterin gaat het nog wel eens op de kant en dan kom je in de problemen, maar voorin meerijden is geen probleem.
Na een uur meegereden te hebben moest ik mezelf even testen. Ik ging voorin meedraaien en reed zelfs even mee in een kopgroep. We reden met zeven jongens licht voor het peloton uit, maar kwamen nooit echt weg. Ik besloot mijn plek in het peloton weer in te nemen om weinig krachten te verspelen.
Er gebeurde weinig in de koers en het tempo liep iets op. Met nog zo'n veertig kilometer te rijden voelde ik een lichte kramp opkomen. Door veel te drinken en te strekken verdween dit gevoel weer, maar ik wist dat ik niet meer met krachten moest smijten.
We reden als een compact peloton naar de streep. In de laatste, plaatselijke, ronde van 17 kilometer kon ik een bidonnetje van Jeroen aanpakken. Ik telde de kilometers af, maar nadat ik de 130 kilometer op het tellertje zag staan, was het klaar. Ik kijk uit naar de uitrijtraining.